Basisinkomen als logisch vervolg op de ontwikkeling van de arbeidsmarkt

De realisering van volledige werkgelegenheid is een belangrijke doelstelling van het overheidsbeleid.
Maar het relatieve arbeidsvolume is al een halve eeuw niet gegroeid.
Een logisch antwoord op deze werkelijkheid is de introductie van een vorm van basisinkomen voor iedereen.

De realisering van volledige werkgelegenheid is een belangrijke doelstelling van het overheidsbeleid. Maar wat betekent ‘volledige werkgelegenheid’ eigenlijk?

Volledige werkgelegenheid veronderstelt dat iedereen die kan werken een baan heeft om daarmee in zijn of haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.

Volgens het CBS heeft 80% van de beroepsbevolking een of meer banen. Dat percentage ligt historisch hoog. In die zin heeft de Participatiewet uit 2015 effect gesorteerd. Maar als we de omvang van de banen erbij betrekken, ontstaat een heel ander beeld.

Het relatieve arbeidsvolume is al een halve eeuw niet gegroeid.

Uit een in 2018 verschenen studie van de UVA[1], waarin de arbeidsmarkt over de laatste 50 jaar wordt geanalyseerd, blijkt dat het aantal werkenden met een voltijdsbaan is afgenomen van 90% naar 50%.

Ook het relatieve arbeidsvolume blijkt in de laatste 50 jaar niet te zijn toegenomen. M.a.w. de vraag naar arbeid is, gerelateerd aan de omvang van de beroepsbevolking, ongewijzigd gebleven, terwijl het aanbod, vooral door toetreding van veel vrouwen op de arbeidsmarkt, in diezelfde tijd sterk is toegenomen. Het gevolg is verdringing. Dezelfde hoeveelheid werk werd verdeeld over steeds meer mensen. Een gevolg hiervan is bijvoorbeeld dat, in vergelijking tot 1969, het aantal mensen met een baan van minder dan 12 uren per week, vertienvoudigd is tot ca. 1 miljoen mensen.  60% van de werkende bevolking heeft nog slechts een vast contract en de anderen hebben een flexbaan of zijn ZZP’er.

De economische groei, ook een beleidsdoelstelling sedert decennia, zou volgens de consensus de aanjager van de banengroei zijn. De eerder aangehaalde studie toont evenwel aan dat de economische groei sedert de eeuwwisseling als gevolg van de productiviteitsstijging vrijwel zonder creatie van nieuwe banen is verlopen. Dit patroon zal alleen maar ernstiger vormen aannemen vanwege de voortschrijdende automatisering en robotisering.

Bewust of onbewust hebben we dus de laatste halve eeuw een situatie gecreëerd waarin het hebben van werk voor de meesten geen bestaanszekerheid meer biedt.

Tenzij we de fysieke arbeid heruitvinden, zal, zelfs bij een toekomstige ongekende economische groei, het aantal banen niet substantieel toenemen.

Basisinkomen in de vorm van een verzilverbare heffingskorting

Een logisch antwoord op deze ontstane werkelijkheid is om de introductie van een vorm van basisinkomen voor iedereen serieus te overwegen. Naast de garantie op bestaanszekerheid zou daarmee ook een einde aan de hartverscheurende bijstands- en toeslagenproblematiek komen. Werken zou weer gaan lonen en de bijna 1 miljoen mensen die nu onder de armoedegrens leven zouden uit hun armetierig bestaan verlost worden.

Een basisinkomen, gegoten in de vorm van een verzilverbare heffingskorting ter hoogte van het bestaande bijstandsniveau per maand voor iedere belastingplichtige, in combinatie met een vlaktaks van 50 % en onmiddellijke afschaffing van alle aftrekposten, heffingskortingen, uitkeringen en toeslagen, zou iedereen bestaanszekerheid geven en lijkt ook politiek het meest haalbaar. D’66 heeft die keuze al gemaakt en GroenLinks zal snel meegaan. Zelfs binnen de VVD zijn er veel sympathisanten voor dit idee. Ook D’66 staatssecretaris Van Huffelen besteedt in haar beleidsnotitie “Alternatieven voor het toeslagenstelsel” uitvoerig aandacht aan deze variant van het basisinkomen.

Een belangrijk bijkomend voordeel is dat deze variant volgens het CPB zonder veel budgettaire consequenties kan worden ingevoerd. En als er toch een budgettair tekort zou ontstaan, zou de factor kapitaal dit tekort kunnen aanvullen.
Uit het hiervoor aangehaalde onderzoek blijkt ook dat het aandeel van de factor kapitaal in het BBP gedurende de laatste 37 jaar met 10% is gestegen. Een verrijking met 70 miljard euro per jaar ten koste van de factor arbeid!

Het basisinkomen, zoals ik hier bedoel, zou een zelfstandige grootheid worden, dat, naast het inkomen uit arbeid en kapitaal, het nieuwe BBP mede zou gaan vormen. Als de politiek hier geen meerderheid voor vindt, rust op haar de plicht een alternatief te bedenken, waaruit blijkt dat ze de consequenties van ondoelmatig beleid sedert vele decennia serieus neemt.

Drs. Jan Soons, februari 2021
Afbeelding van www slon pics via Pixabay 

Jan Soons studeerde criminologie en sociale economie aan de Tilburg University. In augustus 2020 publiceerde hij een essay onder de titel: Basisinkomen, van Utopie naar Realiteit, uitgeven door uitgeverij Elikser te Leeuwarden. Zie een bespreking op deze website.

[1] AIAS (P. T. de Beer & W.S. Conen (2018). Een halve eeuw arbeidsmarkt: De ontwikkeling van de Nederlandse arbeidsmarkt sinds 1969 onder invloed van technologie, economie en beleid).