Het is mogelijk de vastlopende arbeidsmarkt weer vrij te maken en een kringloopeconomie mogelijk te maken, door een basisinkomen in te voeren en niet langer arbeid te belasten, maar gebruik van grondstoffen en toegevoegde waarde. Loonkosten dalen daarmee met 70 %, producten worden 20 % duurder en maatschappelijke diensten 10 % goedkoper
Dit artikel gaat over de oorzaak van de grote tegenspraken in de samenleving, met name op het gebied van de economie, waarvan gezegd wordt dat zij in crisis verkeert en de problemen van het milieu, die alarmerende vormen aannemen.
Voorwoord
De problemen van de wereldeconomie lijken onoplosbaar. Er is enerzijds een enorme productiecapaciteit die maar gedeeltelijk wordt gebruikt terwijl er anderzijds sprake is van armoede en gebrek. Binnen Europa is er armoede en gebrek terwijl overal productiemiddelen onbenut zijn en de productie hoger is dan ooit. In heel Europa zijn er miljoenen mensen werkeloos terwijl er in zorg en onderwijs groot gebrek is aan mensen. Op wereldschaal is dit soort problemen nog veel omvangrijker.
De belasting van het milieu is onhoudbaar, maar toch is de productie voor de Europese markt in China economisch voordeliger terwijl de belasting van het milieu in Europa veel geringer zou zijn.
Politieke gegevenheden en economische wetten houden de wereld in een soort wurggreep van tegenspraken en onevenwichtigheden.
Dat de prioriteiten van de samenleving, de ecologie en de economie op globale schaal momenteel niet (meer) met elkaar in overeenstemming zijn moge duidelijk zijn. De economie die de natuurlijke vruchten van de aarde dienstbaar zou moeten maken aan de samenleving, heeft behalve de samenleving zelf ook het ecologisch systeem overvleugeld. In het besef dat de gehele samenleving inclusief de economie zich afspeelt binnen de grenzen die de ecologie stelt, zou de maatschappelijke ordening uit moeten gaan van ecologische principes en de ecologische grenzen als haar eigen grenzen in acht moeten nemen.
Een van de belangrijkste ecologische principes is de cycliciteit, de circulariteit van de processen ook wel aangeduid met “cradle to cradle”. We zien dat vele processen in de economie echter lineair zijn en dus niet cyclisch en dus niet duurzaam. Soms zijn die processen zelfs progressief en versterken ze zichzelf.
De productieve en reproductieve kracht van de aarde, is veelsoortig en ingewikkeld. De aarde, als biotoop waarin ook de menselijke soort zijn plaats heeft, is een wirwar van complexe evenwichten en bewegingen die van belang zijn voor haar productieve kracht en die we kunnen aan duiden met de term biokapitaal. Behoud en uitbating van het biokapitaal is een belangrijke levensvoorwaarde voor de menselijke soort. Het biokapitaal is de natuurlijke rijkdom van levensvormen waarbinnen ook ons eigen leven zich afspeelt.
Duidelijk is dat vele grondstoffen die wij van de aarde “betrekken”, eindig zijn en dus op enig moment opraken, maar voor de consequenties daarvan voor de toekomst is nauwelijks aandacht te krijgen. Tot op heden worden al deze zaken als externe effecten afgedaan; zij zijn immers extern ten opzichte van een economisch systeem dat eenzijdig gericht is op groei.
Verder heeft iedere bevolkingsgroep zijn eigen cultureel en maatschappelijk erfgoed, zijn eigen maatschappelijk kapitaal. De “productieve kracht” van dat kapitaal bepaalt de identiteit van die groep en die maatschappelijke identiteit zal men willen behouden c.q. beschermen en verder willen ontwikkelen. Dat scala van specifieke maatschappelijke, culturele en fysieke door mensen ontwikkelde structuren, zullen we maatschappelijk kapitaal noemen.
Duidelijk is dat de grillige dynamiek van wat wij het economisch systeem noemen momenteel dit soort “aardse” zaken in feite van ondergeschikt belang maakt. De ideologie van het huidige economische systeem verwaarloost deze waarden en zet ze weg als externe effecten. De groei en het behoud van de huidige productiekracht van het economisch kapitaal zou wezenlijk met name de groei en het behoud van het biokapitaal en het maatschappelijk kapitaal moeten omvatten. Wij verwachten immers van deze samenleving en de vruchten daarvan in de brede betekenis dat zij ons ook in de toekomst welvaart en geluk zullen brengen. Maar daar waar het economisch systeem dienstbaar zou moeten zijn aan die samenleving als geheel, bepaalt het deze en zet ze naar zijn hand.
In de economie gaat het om geld verdienen, om winst maken; in de ecologie gaat het om het sluiten van de cirkel. Die beide doelstellingen hoeven niet strijdig met elkaar te zijn, de maatschappelijke prioriteiten hoeven alleen maar verzoend te worden met de noodzaak om ecologische cirkels te sluiten. De maatschappelijke prioriteiten dienen vervolgens vertaald te worden in prijsverhoudingen middels belastingheffing en de aansluiting van beide systemen ligt binnen bereik. Als we nu de prijsstelling in de economie zodanig zouden kunnen maken dat het ook winstgevend wordt om de ecologische cirkel sluiten …..dan zou het ecologische evenwicht en de duurzaamheid met de werking van het economisch systeem verzoend kunnen worden.
De vraag moet dus zijn, wat maakt het veroorzaken van onevenwichtigheden dan zo profijtelijk ??
We nemen de meest in het oog springende “beweging” van de laatste decennia even als voorbeeld : de verplaatsing van materiële producties naar lage lonen landen. Blijkbaar is dat voor bedrijven een winstgevende beweging. Van ecologisch standpunt bekeken veroorzaakt deze beweging echter op zijn minst vervoersstromen die “overbodig” zouden zijn als die productie meer gedecentraliseerd zou plaatsvinden. Ecologisch gezien is deze beweging dus in strijd met de duurzaamheid.
Voor de multinationale bedrijven is de verplaatsing van die productie winstgevend omdat de loon”kosten” voor hun zo veel lager zijn en dat zij het nadeel van de vervoerskosten meer dan goed maken. Dit verschil in kosten is echter eerder een uitdrukking van economische machtsverhoudingen het heeft geen enkele ecologische referentie. De ecologische en maatschappelijk waarden die medebepalend zouden moeten zijn voor de “kosten” komen in de winstcalculatie van de ondernemer immers niet voor..
De grote loonkosten verschillen waardoor bedrijven dus hieraan “verdienen” vinden vooral hun oorzaak in grote welvaartsverschillen. Het verschil in loonkosten wordt dan nog eens extra verhoogd door de belastingen en opslagen op de lonen in de rijke samenlevingen. Deze beide redenen zorgen voor een, vanuit ecologisch gezichtspunt onjuiste en belastende, eng bedrijfseconomische winstgevendheid, met grote maar niet verrekende negatieve externe effecten voor de samenleving.
Afschrijven op alle kapitaal
Economie en ecologie worden pas weer “gelijk gericht” als ook de onderhoudskosten van milieu en samenleving, dwz. het “kapitaal” van de maatschappij als geheel als “kosten” worden gerekend alvorens de winst (voor de samenleving als geheel) wordt bepaald. Dat betekent dus dat niet alleen de afschrijvingskosten op de machines, het bedrijfskapitaal maar ook de “afschrijvingskosten” op het gebruikte biokapitaal alsmede de afschrijvingskosten op het maatschappelijk kapitaal tot de productiekosten moeten worden gerekend. Immers alle “productie”middelen dienen op peil te blijven, dus voor allemaal moeten de afschrijvingskosten worden (terug)verdiend, wil de betreffende “productie” duurzaam (sustainable) zijn. Als na al die afschrijvingskosten de productie nog winstgevend is, dat wil dan dus zeggen, winstgevend volgens het brede welvaartsbegrip, heeft zij recht van bestaan; en binnen het systeem van ondernemingsgewijze productie zal zij dan ook wel haar plaats wel krijgen.
Concreet betekent dit dat in een productieproces zowel de afschrijvingen op de machines en andere duurzame productiemiddelen als de afschrijving op het biokapitaal en het maatschappelijk kapitaal in de productwaarde worden verdisconteerd alvorens sprake is van “winst” van overschot, van kapitaalvorming voor de samenleving. In termen van onze markteconomie betekent dit dat die kosten ook in de grondstoffenprijzen moeten zitten, deze afschrijvingskosten kunnen dan ook het beste als belasting op de onttrokken waarde (BOW) geheven worden op grondstoffen en andere onttrokken waardes.
Tot het biokapitaal behoort ook de mens zelf, zijn onderhoud en instandhouding is dus gewoon een deel van de afschrijvingskosten op biokapitaal. Het onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi) is de vertaling van deze instandhoudingskosten van de arbeid(skracht).
Als een productie niet winstgevend is, dat wil zeggen als niet alle kosten en afschrijvingen worden goedgemaakt in de prijs, dan is het niet maatschappelijk en ecologisch verantwoord om het betreffende product te maken; het levert dan immers verlies op.
De vertaling van deze eenvoudige beginselen naar het huidig economisch systeem, leidt tot de conclusie dat we de bedrijfseconomische productie moeten belasten met de afschrijvingskosten (c.q. de kosten van onderhoud en instandhouding) van het biokapitaal waaronder ook de mensen zelf en die op het maatschappelijk kapitaal (onderwijs, rechtbanken, schouwburgen etc.) om zodoende te bereiken dat de maatschappelijke cyclus gesloten kan worden dan pas is zij immers materieel en ecologisch duurzaam/sustainable.
Nieuwe randvoorwaarden
De voorgestelde “kostenbenadering” van het economisch systeem als totaal, betekent in de eerste plaats dat in het gebruik van grondstoffen c.q. het beslag op biokapitaal dient te worden (af)gerekend. Dat heeft tot gevolg dat alle grondstoffen aanmerkelijk duurder zullen worden, door een van overheidswege opgelegde belasting c.q. accijns; hierbij dient onderscheid gemaakt te worden tussen het gebruik van de productiekracht van de aarde en het verbruik van onvervangbare (grond)stoffen. Dit kan middels een belasting op de onttrokken waarde (BOW) zoals grondbelasting, belasting op ertsen en CO2 heffing, inclusief een component die gericht is op het “terugwinnen” ervan zodat deze stoffen zo veel mogelijk behouden blijven (cyclisch). Het terugwinnen ervan zal aldus winstgevend moeten zijn.
Het ligt verder voor de hand om op dat gedeelte van het nationale product dat niet direct beslag legt op het biokapitaal, het belangrijkste gedeelte van de dienstenproductie, belasting te heffen als een vergoeding voor het gebruik en dus het onderhoud van het maatschappelijk kapitaal. Deze belasting kan vele vormen aannemen, en is bij voorkeur gerelateerd aan de ordening van de samenleving zelf. Een logische vorm voor deze belasting is de BTW de belasting op de toegevoegde waarde, omdat de toegevoegde waarde een rechtstreekse afspiegeling is van de totale (menselijke) activiteit in de samenleving c.q. van de het (gewenste) niveau van welvaart in de enge zin.
Nu de algemene randvoorwaarden van duurzaamheid voor economische activiteiten zijn vastgesteld is het aan de orde om te onderzoeken of er nog verdere regels in acht moeten worden genomen om tot evenwicht in de macro-economische systemen zelf te komen.
De arbeidsmarkt
Dat het loon voor betaalde arbeid voldoende behoort te zijn voor het levensonderhoud is een ethisch argument; in een kapitalistische wereld van ondernemingsgewijze productie gelden geen ethische argumenten. Die gelden hooguit voor de samenleving als geheel maar daar kun je de ondernemer niet mee opschepen. Het is dan ook langs economische maatstaven volstrekt onlogisch om deze eis te stellen.
.De dwingende conclusie hier is dus dat arbeid en inkomen van elkaar gescheiden dienen te worden, dat de ondernemer niet moet worden opgescheept met inkomenseisen en dat (het) inkomen niet afhankelijk moet worden gemaakt van de “willekeur”/het beleid van de ondernemer.
De samenleving dient ook als een eis van zorg voor elkaar en zelfbehoud, het levensonderhoud van zijn leden te garanderen door middel van een onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi). Dit basisinkomen zal dan in de praktijk functioneren als een basis voor het bestaan en als een bodem in de arbeidsmarkt, waardoor de arbeidsmarkt zowel van de aanbod- als van de vraagzijde volstrekt drempelloos wordt waardoor een optimale inzet van arbeid in de samenleving mogelijk wordt.
Nieuwe kostprijzen, nieuwe prijsverhoudingen
Samenvattend komen we tot de volgende eisen:
- Het regeneratieve vermogen van het milieu dient te worden beschermd, door overbelasting niet toe te staan en het gebruik ervan voor productiedoeleinden te belasten. (behoud van biokapitaal).
- Het gebruik en verbruik van (onvervangbare) (grond)stoffen, dient via belastingheffing adequaat worden beprijst.
- Recycling dient te worden bevorderd, door gebruikmaking van het prijsmechanisme.
- Het gebruik van maatschappelijk kapitaal voor productiedoeleinden moet worden belast, zodat het behoud en de ontwikkeling van dit kapitaal kan worden veilig gesteld.
- De toegang tot de arbeidsmarkt dient drempelloos gemaakt te worden, door invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi).
Inwilliging van deze eisen betekent in ieder geval dat de lasten op arbeid c.q. loon volledig worden afgeschaft en dat dus alle lasten die in het huidige systeem op de arbeid drukken verdwijnen, waardoor het loon eenduidig gelijk wordt aan het nettoloon. Het huidige begrip inkomen zal bestaan uit het nettoloon + OBi. Al de huidige lasten op de lonen zullen dus verschoven dienen te worden van de lonen naar de grondstoffen en hulpproducten in het productieproces.
In een eerder artikel Onvoorwaardelijk basisinkomen vereist nieuwe prijsverhoudingen (PDF, 14 blz., 2014) is getracht om op basis van CBS-cijfers van het huidige economisch systeem vertrekkend, zicht te krijgen in de consequenties voor de prijzen en de prijsverhoudingen, bij verlegging van de belastingen naar m.n. grondstoffen.
Daarin wordt voorgerekend met de voorgestelde verlegging van kosten en lasten de directe loonkosten dalen tot 30 % van het huidige peil.
Deze wordt uiteindelijk natuurlijk verrekend in “het product” zoals dat nu ook met de (loon)kosten gebeurt. De verlegging heeft echter wel tot gevolg dat alle werk c.q. diensten goedkoper worden en dus de werkzaamheid c.q. werkgelegenheid zeer zal worden bevorderd…..
Tegenover deze veel goedkoper geworden diensten, staat natuurlijk dat de producten duurder zullen moeten worden; in de nieuwe verhoudingen worden immers alle lasten rechtstreeks op de producten gelegd (incl. de afschrijvingskosten op het bio- en het maatschappelijk kapitaal).
In het artikel wordt berekend dat dit een gemiddelde prijsverhoging betekent van 21% voor industrieproducten, voor zakelijke dienstverlening van 4% en een gemiddelde prijsdaling van 9% voor overige c.q. overheids dienstverlening, schouwburg en cultuur.
Door de invoering van een OBi en verlegging de belastingen direct naar de goederen, die immers ook het milieu belasten, worden de uitgaven van de overheid aan bv. zorg onderwijs aanmerkelijk lager (9%). Die prijsverlagingen zullen direct ten goede komen aan de mensen, die echter wel meer zullen moeten betalen voor alle mogelijke materiële zaken; maar die prijsverhoging zal fors meevallen zoals blijkt.. Al deze verschuivingen gaan in ieder geval in een richting die zowel uit milieuoogpunt als uit arbeidsmarkt oogpunt gewenst is.
Nationale effecten van de lastenverschuiving
Per land, per belastinggebied, betekent de voorgestelde lasten verschuiving in ieder geval dat werk en werkgelegenheid in een volledig ander daglicht komen te staan. Immers door de forse daling van de loonkosten zal er veel werk, dat nu niet gedaan wordt “rendabel” worden. Vooral in de dienstverlening zal een verdere arbeidsverdeling tot stand kunnen komen en doordat mensen minder afhankelijk worden van hun looninkomsten, zal de mogelijkheid om te veranderen van werk en van bezigheid toenemen, hetgeen de creativiteit in de samenleving zal bevorderen. Door de daling van de loonkosten en het vervallen van de inkomstenbelasting en andere lasten op arbeid, is de opbrengst van werken (loon = netto loon) meteen duidelijk en de arbeidsmarkt absoluut flexibel. Verder zal door de vrijere arbeidsmarkt ook zorg en mantelzorg niet meer weg geprijsd worden zoals nu gebeurd en wordt de mogelijkheid van zorgverlening a.h.w. drempelloos. Door de nieuwe verhoudingen kan de samenleving een stuk minder hectisch woorden, omdat de prijs van de tijd er financieel minder toe doet. Door de prijsverhogingen van de spullen zal er zorgvuldiger met de dingen worden omgegaan en zal het milieu minder worden belast.
De koopkracht en de hoogte van het OBi, zullen periodiek opnieuw dienen te worden vastgesteld, al naargelang meer of minder (sociale) activiteit van mensen wordt gevraagd. Hierdoor wordt de hoogte van het OBi zelf de evenwicht brengende variabele, zodat onvrijwillige werkeloosheid zal verdwijnen.
De productie van de basisbehoeften van de samenleving, mede ten behoeve van het OBi zullen het minimum van de totale maatschappelijke arbeidsinzet bepalen.
Wat er ook van zij, de verhoudingen in de samenleving zullen drastisch veranderen zowel aan de kant van het bedrijfsleven als aan de kant van vrije tijd en consumentenvoorkeuren. In ieder geval zal voor iedereen het recht op het naakte bestaan door de samenleving gegarandeerd worden, het milieu zal meer ontzien worden en de maatschappelijke instellingen zullen een belangrijkere plaats krijgen in de samenleving.
Bovendien zal het democratische gehalte in de samenleving toenemen, nu onder ieders bestaan een onvoorwaardelijke bodem komt te liggen, zodat de vrijheid voor het individu maximaal is. Politieke en maatschappelijke stellingname zal daardoor veel minder afhankelijk zijn van iemands maatschappelijke plaats, nu zijn basisinkomen te allen tijde verzekerd is. Door deze emancipatie van de mensen zal de maatschappelijke invloed op het economisch systeem en op de dynamiek van het kapitaal toenemen. De macht van het kapitaal zal in bereik, in complexiteit en in functie ingeperkt worden en zo weer binnen de invloed van (de) mensen (kunnen) komen.
Internationale effecten van de lastenverschuiving
De invloed op het globale economische systeem zal naar verwachting eveneens groot zijn. Met name door de drastische verlaging van de arbeidskosten in de rijke landen, zullen de kosten van de arbeid wereldwijd dichter bij elkaar komen te liggen, waardoor internationale en vooral ook globale arbeidsverdeling minder winstgevend wordt en cycliciteit van de productie worden bevorderd met alle milieuvoordelen van dien m.n. door de drastische afname van het goederen transport. Ten opzichte van de huidige situatie zal er naar verwachting een déglobalisering plaatsvinden waar immers de voordelen van de lage lonen landen drastisch kleiner worden en de nadelen van het internationale vervoer relatief belangrijker worden. De bepleite lastenverschuiving betekent bovendien dat de vervoerskosten zelf fors hoger zullen worden, hetgeen grote impact zal hebben op de verlaging van de CO2- uitstoot.
De productiviteit van de arbeid gemeten in ecologische termen zal belangrijker worden nu de kosten van de arbeid bevrijd zullen zijn van de kosten van zijn eigen instandhouding. In het algemeen kan men stellen dat bij wereldwijde invoering van een OBi, vergezeld van een belastingverschuiving zoals bepleit, namelijk de verschuiving van de belasting van de arbeid naar de productie en het beslag op de ecologische waarde, dat beslag zal afremmen en de arbeid vrij zal maken. (Freiheit statt Volbeschäftigung)
Bij de wereldwijde invoering van een OBi, dat in eerste instantie dient om het biokapitaal, waarvan ook de mens deel uitmaakt te behouden, zal het niet langer noodzakelijk zijn dat mensen hun land ontvluchten om elders werk te zoeken om te overleven. Het ontvangen van een basisinkomen, dat hun bestaan verzekert, zal hun ertoe zetten om actief te worden in hun eigen land. Dit kan met gebruikmaking van de moderne techniek, die immers wereldwijd via het internet beschikbaar is. Zo kan er eigen koopkracht ontstaan en kan het inlands economisch systeem op gang komen.
Nu moet koopkracht nog vaak in het (rijke) buitenland worden verdiend/verkregen, met alle gevolgen van dien voor de inlandse economie en activiteit. Immers de beste mensen vertrekken naar het buitenland, terwijl de economie afhankelijk blijft van de internationale koopkracht van de export. Van die vorm van globalisering waar productie en consumptie ver weg van elkaar plaatsvinden en die daardoor het ecologisch systeem steeds verder ontwricht, dient de mens zich te bevrijden. Hier heeft immers de dynamiek van het kapitaal de belangen van milieu en samenleving overvleugeld en dient het kapitaal zelf weer in het gareel te worden gebracht.
Een werkelijk nieuwe samenleving wordt mogelijk
In het economisch systeem zal, middels de principieel andere prijsstelling de dynamiek van het kapitaal omgebogen worden in een richting, die overeenstemt met ecologie en duurzaamheid. In de samenleving zal door de gelijktijdige invoering van een basisinkomen, veel meer macht bij de mensen zelf komen te liggen, waardoor de democratie daadwerkelijk pas echt mogelijk wordt. Ook zullen mensen doordat werk veel goedkoper wordt, veel beter in staat zijn om datgene te doen dat zij graag doen.
Te verwachten is bovendien dat de productie dichter bij huis zal plaatsvinden waardoor het hele economische systeem eenvoudiger en transparanter wordt, wat de zeggenschap erover automatisch dichter bij de mensen brengt. Zij krijgen daardoor zelf inzicht in en macht over de diverse ecologische kringlopen. De allesoverheersende positie van de economie zal fors kunnen inkrimpen waardoor de samenleving meer zal toekomen aan andere zaken. Rentabiliteit en opportuniteit zal weer meer een kwestie worden van persoonlijke waardering, waardoor de mens zelf meer aan zijn trekken kan komen. Kortom een totale maatschappelijke herijking wordt dan mogelijk, terwijl nu alle kapitaal zijn rol binnen de samenleving en ten bate van de samenleving zal gaan vervullen, echter met een veel kleinere plaats voor het individuele belang. Manipulatie van kapitaalbelangen buiten de samenleving om is dan vrijwel uitgesloten.
Maart 2019, Leon J.J. Segers en Reyer Brons
Dit artikel is deels ontleend aan een vrij lang en al wat ouder (maar nog zeer actueel) artikel Onvoorwaardelijk basisinkomen vereist nieuwe prijsverhoudingen dat als PDF (14 blz.) gedownload kan worden.
Zie ook andere publicaties van Leon Segers over deze problematiek op deze website: Basisinkomen in mondiaal en ecologisch perspectief (medio 2018) en Basisinkomen en inkomstenbelasting gaan niet samen (herfst 2016).