
Onlangs verscheen in het Vlaamse blad SamPol een tekst van Tijs Laenen (medewerker KU Leuven) met als titel Een basisinkomen: echt voor iederéén?[1]
De auteur constateert dat in de publieke opinie drie belangrijke weerstanden tegen (onvoorwaardelijk, universeel) basisinkomen bestaan.
Kort weergegeven:
- Waarom zouden we zowel rijk als arm een inkomen toebedelen, als we weten dat de rijken ook zonder kunnen?
- Het idee dat een basisinkomen ook gaat naar mensen die niet werkwillig zijn, doet menig burger en beleidsmaker huiveren van afschuw.
- Geen basisinkomen voor recent aangekomen migranten.
De auteur baseert dit op onderzoek in België, maar ongetwijfeld gaat dit ook op voor Nederland.
Denkpistes voor een compromis
Hij geeft drie suggesties (in het Vlaams mooi aangeduid als ‘denkpistes’) voor een in de publieke opinie meer acceptabele variant (volgens hem zonder de kernprincipes aan te tasten):
- Kies voor een stelsel met toeslagen voor mensen met lagere inkomens bovenop een relatief laag basisbedrag dat gelijk is voor iedereen.
- Stel een minimale voorwaarde, bijvoorbeeld dat je minstens 5 jaar gewerkt moet hebben om recht te hebben op een basisinkomen.[2]
- Geef immigranten pas een basisinkomen na een bepaalde termijn.
Suggestie die we in de Nederlandse discussie uiteraard ook zo nu en dan tegenkomen.
Ik loop deze suggesties in omgekeerde volgorde langs.
Voor wat betreft immigranten: alle voorstellen die ik ken en die ook op het aspect migratie ingaan, stellen dat er specifieke regelingen nodig zijn bij emigratie (zowel immigratie als emigratie). Dat is onvermijdelijk zolang het basisinkomen niet wereldwijd is ingevoerd. Een open deur dus.
Eisen dat er sprake moet zijn van een zeker arbeidsverleden is op het eerste gezicht niet zo gek. Maar het vraagt wel gelijk om aanvullende regelingen voor mensen die om goede redenen geen arbeidsverleden kunnen hebben. Denk bijvoorbeeld aan studenten en lichamelijk gehandicapte jongvolwassenen. Daarmee staat de deur open voor veel specifieke regelingen en de daarmee gepaard gaande administratie, controle en sancties.
Ook het precies vaststellen van de omvang van het werkverleden (zowel de norm als de registratie per individu) zullen een bron zijn van veel gesteggel.
Mogelijk is het middel erger dan de kwaal.[3]
Tenslotte de inkomensafhankelijke toeslagen. Ik ril al bij het woord toeslagen, maar waarschijnlijk is die term in België niet zo belast als bij ons.
Het zou ook in Nederland mogelijk moeten zijn een minder draconisch systeem voor de toeslagen te bouwen dan we nu hebben.[4]
Het vervelende is alleen dat zo’n systeem het slechtste werkt voor de groepen die dit het meest nodig hebben: degenen met de zwakste positie op de arbeidsmarkt. Wisselende inkomsten uit meerdere bronnen maken het zowel voor betrokkene zelf, als voor de instanties die moeten aanvullen, vrijwel onmogelijk om tot goede schattingen te komen. Te lage aanvulling betekent meteen armoede en te hoge aanvulling geeft bij lage inkomens later problemen met de terugbetaling.
Het is dan zoveel simpeler om iedereen hetzelfde basisinkomen te geven en de belastingtarieven (ook de laagste schijven) iets te verhogen.
Conclusie
Van de drie suggesties van Tijs Laenen word ik niet meteen blij. Iets regelen rond migratie is een open deur. Het eisen stellen aan het werkverleden en/of de hoogte van het inkomen geeft complicaties die behoorlijk afbreuk doen aan de voordelen van ‘zuiver’ basisinkomen.
Mocht de politiek in Nederland tijdens de langdurige formatie toch wel stappen zetten in de richting van de denkpistes van de auteur, dan is dat waarschijnlijk grote winst ten opzichte van het huidige stelsel. Daar mogen we dan blij mee zijn, maar niet tevreden.
Reyer Brons, november 2021
[1] Dit artikel in SamPol (Samenleving & Politiek) zit achter een betaalmuur. Er is ook een wel toegankelijke eerdere column Een basisinkomen: is dat echt voor iederéén?
[2] De auteur brengt dit als simpele variant van het zogenaamde participatie-inkomen, waar te veel slecht uitvoerbare administratieve zaken mee gemoeid zijn.
[3] Zie ook Basisinkomen, ook voor asocialen en onaangepasten?
[4] Aanzetten daartoe zijn te vinden in de Eindrapportage Alternatieven voor het toeslagenstelsel.Zie ook een bespreking daarvan op onze website.
De auteur verwijst naar het Belgische systeem voor kinderbijslag waarin een vast basisbedrag (hoger dan in Nederland) zit en een inkomensafhankelijk deel.