Aan pleidooien voor een basisinkomen is bepaald geen gebrek. Boekenkasten en memorysticks kunnen ermee worden gevuld. Maar de meeste daarvan ontberen een concreet voorstel, een model van een stelsel met een basisinkomen dat uitvoerbaar en betaalbaar is en dat voldoet aan de eisen die aan een volwaardig basisinkomen moeten worden gesteld:
- voor iedere volwassen ingezetene met een permanente burgerschapsstatus,
- zonder toets op inkomen, vermogen of gezinssituatie,
- zonder vereiste tegenprestatie,
- minstens ter hoogte van het geldende sociale minimum en voor onbepaalde tijd.
Ik denk dat er behoefte bestaat aan een uitwerking op die grondslag en ik wil daarin proberen te voorzien. Dat kan niet in een paar oneliners, want de (on)mogelijkheden en de te maken keuzes moeten in kaart worden gebracht en toegelicht.
In dit stuk, het eerste van een serie van vier, gaat het daarom over de uitgangspunten. Als die niet helder zijn kan er niet gerekend worden. Een goed begrip ervan maakt het tevens mogelijk om voorstellen die links en rechts worden gepresenteerd met elkaar te vergelijken.
In de volgende afleveringen bied ik drie verschillende varianten aan.
Het bestaande basisinkomen, de AOW, wordt bij de eerste varianten ongemoeid gelaten.
Variant 1 (Startup model) is een suboptimale, waarin de huurtoeslag blijft bestaan, maar die budgetneutraal is en variant 2 (Breed model) is een bredere, waarin ook de huurtoeslag wordt afgeschaft en die daarom extra budget vereist.
Bij variant 3 (Algeheel model) tenslotte, gaat het om een stelsel dat niet alleen de toeslagen vervangt, maar ook de (binnenlandse) AOW.
Eerst echter, moeten we het hebben over de uitgangspunten.
1. Per individu of per gezin
Terwijl iedereen voorstander lijkt te zijn van een individuele variant ken ik daar nauwelijks uitgewerkte voorbeelden van. Men kiest kennelijk uit een oogpunt van kostenbesparing al snel voor een (daardoor niet onvoorwaardelijke) gezinsvariant.
Het VBi model Basisinkomen 2.0 bespaart circa dertig miljard door (in variant 1) de ‘gezinscomponent’ te stellen op € 500,- per maand. Is de ‘relatieboete’ hoger, dan neemt de besparing toe. Theoretisch althans, want ook de kans op fraude wordt navenant groter. Het definiëren van het begrip “gezin” en de handhaving ervan in de praktijk, is veel moeilijker dan men veelal denkt. In de meeste voorstellen ontbreekt zo’n definitie dan ook.
Ik kies voor een individuele variant, omdat ik niet wil leven in een verklikkermaatschappij waarin de overheid onze tandenborstels komt tellen.
Naast het fraudeargument zijn er meer goede argumenten aan te voeren voor een individuele variant. Zo is een belangrijke oorzaak van de schaarste op de woningmarkt de ‘gezinsverdunning’; steeds meer gezinswoningen worden bewoond door een alleenstaande. Wie de huisvestingsproblematiek wil aanpakken moet het samenwonen dus niet financieel straffen, maar juist belonen.
Ook is er het emancipatorische argument. Degenen die geen betaald werk verrichten, maar zich inspannen in huishouden of mantelzorg, krijgen met een individueel basisinkomen ook een (vol-)waardige beloning voor hun werk.
En dan is er nog een technisch aspect. Ons fiscale stelsel is op individuele grondslag en ons sociale stelsel goeddeels op gezinsbasis. Als we het tweede afschaffen, dan is fiscale inpassing op gezinsbasis erg onlogisch.
En het zou een forse stap terug betekenen op de weg naar autonomie van het individu.
2. Welke inkomensvoorzieningen willen we vervangen met het basisinkomen?
Logische vraag. Toch? Geen enkel voorstel voor een basisinkomen waarin een bedrag wordt genoemd kan op zijn merites worden beoordeeld zolang niet duidelijk is welke vormen van sociale uitkering of inkomensondersteuning ervoor worden geschrapt. Voor alle duidelijkheid: het huidige sociale minimum voor een alleenstaande bedraagt, inclusief de zorgtoeslag en de (maximale) huurtoeslag € 1.558,- per maand.
Voor een alleenstaande AOW-er is dat zo’n € 1.779,- per maand, want de netto AOW is ruim tweehonderd euro hoger dan de bijstand. (Voor samenwonende koppels zijn de bedragen € 2.076,- respectievelijk € 2.357,- per maand).
3. Mag de armoede toenemen?
Het antwoord lijkt simpel: nee natuurlijk. Niettemin worden er geregeld voorstellen gedaan, niet zelden met het argument van armoedebestrijding, die voor bepaalde groepen de armoede juist doen toenemen, zoals het ‘Basisinkomen 2.0’. In dat voorstel gaan volgens het CPB de werklozen met een bovenminimale werkloosheidsuitkering en AOW-ers met een aanvullend pensioen erop achteruit en neemt zelfs de armoede toe bij sommige bijstandsgerechtigden, bij de arbeidsongeschikten en bij de AOW-ers zonder aanvullend pensioen.
4. Wat doen we met de AOW?
Eigenlijk zou vervanging van de AOW door een basisinkomen wel het laatste moeten zijn waar we aan denken. De AOW is immers al een basisinkomen, zij het per gezin.
Niettemin wordt in de meeste voorstellen voor een basisinkomen of ‘verzilverbare heffingskorting’ ook de AOW meegenomen en dan zijn het steevast de gepensioneerden die het gelag betalen. Niet altijd zo dramatisch als in de plannen van D66, maar vaak toch fors, ook bij de laagste inkomens.
Ik presenteer hier verschillende modellen. Twee zonder en een mét vervanging van de AOW. Maar ik laat het niveauverschil intact; als daar iets aan moet veranderen dient dat via een open discussie en gemotiveerde besluitvorming te gebeuren, niet impliciet. Dus niet via een pseudo-technische ingreep als de ‘fiscalisering van de AOW’, diep weggestopt in een voorstel voor een verzilverbare heffingskorting ter vervanging van de inkomensafhankelijke toeslagen. Of in een basisinkomen.
5. Wie mogen erop achteruit gaan?
De mensen op het sociale minimum dus niet. Maar wie dan wel? De meeste voorstellen gaan gepaard met een of andere vorm van inkomensherverdeling. Is dat alleen op basis van de hoogte van het inkomen, dan wordt het vaak wel aanvaardbaar geacht. Maar treft het specifieke groepen, dan wordt het ingewikkelder. Herverdeling vraagt om politieke keuzes. Hoeveel sponsoring eisen we van huiseigenaren vs huurders, gepensioneerden vs werkenden, mensen zonder kinderen vs die met kinderen, etc. Ik ga die keuzes in mijn voorstellen zoveel mogelijk uit de weg, want ik wil de technische en financiële uitvoerbaarheid aantonen, zonder me te begeven in politiek-ideologische debatten. Maar dat lukt niet altijd.
6. Hoe zetten we de belastingen in?
Bij invoering van een basisinkomen zullen de tarieven van de inkomstenbelasting niet ongewijzigd kunnen blijven. Het stelsel is alleen realiseerbaar als via een hoger belastingtarief het bedrag van het basisinkomen wordt verrekend met de bestaande inkomens. Liefst zodanig dat het nettoresultaat zo nauw mogelijk aansluit bij de huidige situatie. Dat creëert politiek draagvlak omdat vrijwel niemand erop achteruit gaat en het houdt de kosten zo laag mogelijk. Wie -zoals ik- vanuit deze invalshoek te werk gaat beschouwt de belastingtarieven als een afgeleide van de inpassingsoperatie, niet als een methode om de belastingopbrengst te optimaliseren ter financiering van het nieuwe stelsel. De twee invalshoeken zijn onverenigbaar, want de tweede doet onvermijdelijk afbreuk aan de eerste.
In de volgende afleveringen presenteer ik een drietal uitgewerkte varianten. Ze zijn alle drie op strikt individuele basis, dus niet fraudegevoelig. Wie er met wie samenwoont doet niet ter zake.
De eerste variant vervangt alleen de bijstand en de zorgtoeslag; de huurtoeslag blijft daarin bestaan.
Maar het grote voordeel is, dat het (iets) boven bijstandsniveau ligt en toch budgetneutraal is.
Er hoeft geen enkele nieuwe belasting voor te worden ingevoerd en zelfs de hypotheekrenteaftrek hoeft er niet voor te worden afgeschaft.
Maar dat wordt in de derde variant anders.
Bij elke variant zal ik uiteraard aangeven om welk bedrag het gaat, welke collectieve voorzieningen ervoor worden geschrapt, welke inkomenseffecten de betreffende variant heeft op de diverse inkomensniveaus en wat de budgettaire gevolgen zijn voor de overheid.
Wordt vervolgd.
Augustus 2021, Bert Voorneveld
Image mohamed Hassan via Pixabay, jongleur via Public Domain
Bert Voorneveld nodigt iedereen die dat wil uit met hem van gedachten te wisselen via de Denktank Basisinkomen.
Bert Voorneveld is auteur van ‘Plan voor een gelukkige samenleving‘.
Zie ook zijn artikel Het ene basisinkomen is het andere niet.