Wereldwijd zijn er meer dan twintig experimenten rond basisinkomen gestart, waarvan een deel nog loopt. Er worden ook nog steeds nieuwe experimenten gestart. Een overzicht is te vinden op de VBI-site.
Te verwachten is dat er de komende jaren nog veel meer geëxperimenteerd gaat worden. Zo is er op dit moment een hausse aan experimenten die in de Verenigde staten worden opgestart.[i]

Sommige experimenten zijn zeer klein (bijvoorbeeld 15 zwervers in Londen gedurende 13 maanden in 2009/2010), andere heel groot (bijvoorbeeld in Kenia, het gaat daar om 21.000 mensen in 300 dorpen, looptijd 2019 – 2029).
Er kunnen meerdere redenen zijn om te gaan experimenteren.
Het kan bijvoorbeeld de uitkomst zijn van een politiek compromis , waarin voor- en tegenstanders elkaar vinden door de beslissing uit te stellen en eerst een experiment uit te zetten. De kans is dan groot dat zodra de evaluatie van het experiment er is, er een nieuwe politiek constellatie is ontstaan waarbij het onderwerp minder in de aandacht staat. Uitstel is afstel, aldus een Nederlandse zegswijze die soms hout snijdt.
Overigens is er soms eerder sprake van een pilot dan van een experiment. Een experiment is om te kijken hoe iets werkt, een pilot is juist bedoeld om uit te proberen hoe iets dat je wilt, precies ingevoerd moet worden. Het is dus meer een eerste stpa in een nieuw beleid.
Een experiment kan ook gestart worden in een minder ontwikkeld land, gefinancierd door particuliere organisaties. In dat geval is niet verzekerd dat de resultaten tot actie bij anderen (bijvoorbeeld overheden) leiden nadat het geld van de hulporganisatie is besteed. Zie bijvoorbeeld Namibië.
Onder de voorstanders van basisinkomen vind je fervente tegenstanders van experimenten, omdat die altijd te beperkt zullen zijn en daarmee de invoering van basisinkomen niet dichterbij brengen.
In hun ogen zijn experimenten ook overbodig omdat basisinkomen om meerdere redenen een uitstekende zaak is. Om met hen te spreken: we hebben immers ook nooit geëxperimenteerd voordat we de slavernij en de kinderarbeid verboden of voordat we de AOW en de kinderbijslag invoerden.
Als in feite geen sprake is van een experiment, maar van een pilot, snijden de bezwaren van de tegenstanders minder hout.
Bij een goed opgezet wetenschappelijk experiment hoort een theorie waaruit toetsbare veronderstellingen kunnen worden afgeleid. Zie hiervoor en Welke veronderstelde effecten van basisinkomen kunnen we experimenteel toetsen?
Als we naar de veronderstellingen kijken in deze beleidstheorie, dan lijken vooral veronderstellingen betreffende bestaanszekerheid, arbeidsparticipatie, levensgeluk, gezondheid, criminaliteit en vertrouwen via een experiment getoetst kunnen worden.
De veronderstellingen over aanpalend beleid en financierbaarheid zijn vooral randvoorwaarden bij daadwerkelijke invoering. De andere veronderstellingen kunnen pas blijken op langere termijn na daadwerkelijke invoering.
Bij geen enkel experiment tot nu toe is gebleken dat de goed toetsbare veronderstellingen onjuist zijn.
Speciale aandacht is nodig voor de arbeidsparticipatie, daar zijn wisselende resultaten.
In de discussie over de wenselijkheid van basisinkomen is de veronderstelling over stijgende of juist dalende arbeidsparticipatie heel belangrijk.
Opgemerkt kan worden dat bij de experimenten gesignaleerde stijgingen of dalingen meestal niet meer dan enkele procenten bedragen.
Duidelijk is dat experimenten slechts in beperkte mate bijdragen aan de vermindering van de onzekerheden als men twijfelt of basisinkomen een goed idee is.
De belangrijkste reden daarvoor zit in het feit dat er in de rest van de samenleving niets verandert. Je vindt wel een paar beperkte micro-effecten en geen effecten op meso- en macroniveau.
Het belastingstelsel wordt niet aangepast, toeslagen verdwijnen niet, de arbeidsverhoudingen veranderen niet, de arbeidsmarkt verandert er niet door, de bureaucratie blijft intact, etcetera.
De effecten op de arbeidsparticipatie zullen mogelijk groter en positiever zijn, als die beperkingen niet zouden gelden.
Naast experimenten zij er ook langlopende vormen van een beperkt basisinkomen, met als belangrijk voorbeeld Alaska, de staat op de Noordwestelijke punt van Noord-Amerika. Daar bestaat sinds decennia het Alaska Permanent Fund, dat wordt gevoed uit de olieopbrengsten.
Jaarlijks wordt, als een soort dividend, aan alle inwoners een bedrag van $ 1.000 à $ 2.000 uitgekeerd. De hoogte fluctueert met de olieopbrengsten.
Het heeft als positief effect dat het opleidingspeil en de gezondheid gunstiger zijn dan in de andere Amerikaanse staten. De arbeidsparticipatie is er niet minder.
In Nederland zijn we wel een beetje uit geëxperimenteerd. Gemeenten en particulieren krijgen geen echte ruimte, het komt er nu op aan in de landelijke regelgeving stappen te zetten basisinkomen dichterbij brengen.
Reyer Brons, juli 2021
[i] Zie als voorbeeld het bericht Los Angeles is the latest city in the US to announce the launch of a guaranteed income program. Het kaartje in ons bericht hierboven komt uit dat bericht.