Tekenen van zowel nationale als internationale interesse in het basisinkomen op de Hogeschool van Amsterdam, waar de hoofdstedelijke afdeling van de Vereniging Basisinkomen een lezing organiseerde op 12 mei. Sprekers waren Britse en Nederlandse economen Geoff Crocker, die het boek Basic Income and Sovereign Money schreef, en Lei Delsen, die op verschillende manieren onderzoek doet naar het basisinkomen.
Na een korte introductie van Johan Horeman, geeft voorzitter van de Vereniging Basisinkomen Alexander de Roo kort de achtergrond van de huidige politieke situatie omtrent basisinkomen in Nederland. Hij vertelt dat het idee aan populariteit wint in Den Haag: meerdere linkse partijen onderzoeken de mogelijkheden van een basisinkomen, en zelfs de VVD is bereid om het sociale systeem te ‘versimpelen.’
“Ik heb altijd gedacht dat Nederland het eerste land zal zijn dat het basisinkomen zal invoeren. Ik vind Nederlanders erg rationeel en energiek, wat me het vertrouwen geeft dat het hier een success kan zijn.”
Zo begint Geoff Crocker zijn toespraak optimistisch.
Hij vervolgt zijn verhaal door enkele redenen te noemen om het basisinkomen in te voeren: het huidige bijstandssysteem werkt niet, werken loont vaak niet meer, er is veel automatisering, en mensen moeten het budget hebben om te verduurzamen. Crocker noemt ook een breder, filosofisch argument, en stelt dat een invoering van het basisinkomen kan leiden tot ‘human flourishing’: “Het kan een herziening zijn van hoe we tegen de samenleving aankijken. Werk hoeft niet het end all be all te zijn van het menselijk bestaan.”
De nadruk van Crockers verhaal ligt echter op de financiering van zo’n basisinkomen. Daarover schreef hij het boek Basic Income and Sovereign Money. Het begrip ‘debt-free sovereign money’, ‘schuldenvrij soeverein geld’, speelt daarin een belangrijke rol. Het houdt in dat de staat en zijn centrale bank de mogelijkheid hebben om geld te creëren én uit te geven. Die uitgaven worden verrekend en uitgedrukt in de staatsschuld, maar omdat de overheid in deze context in de schulden staat bij haar eigen centrale bank, stelt Crocker dat dit geen reële schuld is, maar gewoon geld dat uitgegeven kan worden. Om dat concreet te maken noemt Crocker een actueel voorbeeld: “In de coronaperiode heeft de Britse overheid min of meer gedwongen veel geld uitgegeven om onder andere verzekeringsmaatschappijen en bedrijven in nood te helpen.
De Bank of England heeft vervolgens 875 miljoen pond van de daardoor oplopende overheidsschuld opgekocht. Dit is dus een schuld die de staat aan zichzelf heeft, en geen ‘echte’ schuld. Als je dat bedrag kwijtscheldt, is het een voorbeeld van schuldenvrij soeverein geld.”
Dat soevereine, door de staat gecreëerde geld zou volgens Crocker gebruikt moeten worden om een basisinkomen te financieren en daarmee een duurzame economie te realiseren. Die economie is nu niet duurzaam: Crocker noemt ongelijkheid, armoede, ecologische schade, schulden als belangrijke symptomen van een economisch systeem in crisis, en denkt dat die crisis structureel is:
“Ik geloof niet in the bad guy-theory dat alle topmannen in het bankiersleven unaniem slechte beslissingen hebben gemaakt. De macht van de banken en de opzet van de economie zijn hoofdverantwoordelijk voor de crisis, niet menselijke gedragingen.”
Een basisinkomen zou het vertrouwen in het economisch systeem kunnen herstellen, en een middel zijn tegen structurele problemen als schulden bij gezinnen en de dalende inkomsten uit werk. Daarvoor moeten wel wat maatschappelijke dogma’s doorbroken worden, aldus Crocker: “We moeten opnieuw kijken naar wat ‘schuld’ is. Door de deficit myth zijn overheden huiverig om uitgaven te doen uit angst voor tekorten, terwijl ze reëel wel genoeg geld tot hun beschikking hebben. Ze hebben bijvoorbeeld de mogelijkheid om schulden van gezinnen in nood op te kopen zonder dat dat invloed hoeft te hebben op de economie. Ik stel voor om de schulden bij gezinnen te vervangen door een basisinkomen.”
Ook het begrip geld is toe aan een nieuwe definitie, of herziende visie. Crocker citeert Keynes om uit te leggen hoe hij vindt dat we naar geld moeten kijken: “Alles wat we kunnen doen, kunnen we ons veroorloven. Geld heeft op zichzelf geen waarde. Betaalbaarheid zou moeten worden gedefinieerd door de beschikbaarheid van concrete middelen en productiepotentieel. Geld stelt ons in staat om bepaalde uitkomsten te bereiken, en zou de uitkomsten niet moeten determineren, zoals de orthodoxe visie verdedigt.” Crocker geeft aan hoe simpel dat in de praktijk kan werken: “De centrale banken hebben de mogelijkheid om 1000 euro over te maken zonder dat daar nieuwe technologie voor nodig is. Ze hebben het geld niet geleend, het is geen schuld, ze hebben het gecreëerd en hebben de macht om dat te doen.”
Dat klinkt goed, maar er doemt bij plannen als deze altijd een grote angst op: inflatie. Crocker probeert die angst te temperen: “De effecten van soeverein geld zijn in ieder geval niet te vergelijken met situaties in Zimbabwe of Weimar. Hyperinflatie ontstond daar vooral als gevolg van een breakdown in het productieaanbod. Ik ben niet voor nationalisering of andere uitgebreide overheidsmaatregelen die een negatieve invloed hebben op het aanbod in de economie. Daarnaast kunnen alle economieën in principe hun eigen geld printen, en doen ze dat ook.” Er wordt op dit moment door andere Cambridge University ‘multi-sectoraal’ onderzocht welke effecten een basisinkomen heeft op de Britse economie en de overheidsbalans.
Er zijn vanuit de zaal veel vragen naar aanleiding van Crockers verhaal, waarvan vele zich toespitsen op de betaalbaarheid. Anderen gaan over de politieke haalbaarheid van het plan in Europese context: er moet nogal wat macht naar de ECB, wil de gemiddelde Europese bewoner ooit zo’n basisinkomen ontvangen. Crocker erkent dat de verhoudingen tussen de nationale en Europese economieën het plan een stuk complexer maken, maar ziet zowel nationaal als in Europees verband mogelijkheden voor zijn idee.
De kracht en eventuele zwaktes van verschillende experimenten
Voor de politieke elite ooit werk zal maken van een basisinkomen in wat voor vorm dan ook, zullen ze eerst overtuigd moeten worden van het potentieel. Dat kan bijvoorbeeld door middel van onderzoeken en experimenten. Econoom Lei Delsen vertelt als tweede spreker over de kracht en eventuele zwaktes van verschillende experimenten. Zo maakt hij duidelijk dat veel kleinschalige experimenten bemoedigende resultaten opleveren, maar dat deze kleinschaligheid het tegelijkertijd onmogelijk maakt om valide conclusies over een onvoorwaardelijk basisinkomen te trekken. Dat is het lastige aan het basisinkomen, aldus Delsen: “Een echt basisinkomen is er voor altijd en onvoorwaardelijk, een pilot of experiment heeft altijd een begin en een einde.”
Delsen deelt ook de resultaten van een onderzoek dat uitzocht hoe Europeanen tegen een basisinkomen aankijken. Die uitkomsten zijn positief: van de ondervraagden uit 28 EU-lidstaten geeft 33,8% aan voor de invoer van een basisinkomen te stemmen, 40,4% ‘waarschijnlijk’ voor te stemmen, 16% ‘waarschijnlijk’ tegen en slechts 9,8% overtuigd tegen. Dat geeft in ieder geval aan dat Europeanen het basisinkomen overwegend serieus nemen en er zelfs gemiddeld positief tegenover staan. Daarmee kan de politieke top het zich niet meer veroorloven om het idee naast zich neer te leggen.
Er is in de lokale politiek nog veel te winnen als het gaat om het verbeteren van het sociale stelsel, maar in de context van de verhalen van Geoff Crocker en Lei Delsen wordt duidelijk dat er landelijke actie nodig is om een ‘fatsoenlijk’ basisinkomen te realiseren. Alleen nationale overheden hebben de macht om het systeem rigoureus te hervormen, zeker als het plan door soeverein geld moet worden gefinancierd. De realisatie dat de landelijke politiek nog niet bereid lijkt om concrete stappen richting een basisinkomen te zetten leidt in de zaal tot frustratie, zeker voor degenen die zelf te maken hebben met de huidige bijstand. Dat wordt op de zonnige donderdagmiddag gecompenseerd door enthousiasme over de nieuwe ideeën, en een héél voorzichtig vertrouwen dat er echt iets aan het bewegen is in de landelijke, en zelfs Europese politiek.
Vincent van Zutphen, mei 2022