Met grote twijfel schrijf ik mijn verhalen. Verhalen waarin ik zelf de hoofdrolspeler ben. Twijfel uit angst klokkenluider te zijn (en daar loopt het meestal slecht mee af). Aan de andere kant hoop ik écht dat vanuit mijn ervaringsdeskundigheid de manier van denken over bijstandsgerechtigden een ander beeld geeft bij mensen die hier helemaal niets van snappen.
De beleidsmakers, de uitvoerenden, de politiek. Misschien kunnen we het beeld van de labbekakken, bankzitters en profiteurs iets nuanceren. Die zijn er, maar het is een kleine minderheid die zorgt voor een verkeerde beeldvorming.
Ik denk, ik weet, dat 70% van mensen in de bijstand ook hun verhaal hebben. Misschien wel verhalen die nog vele malen triester zijn dan de mijne. Maar de overgrote meerderheid houdt zijn mond, de angst regeert.
Na veertig arbeidzame jaren kom je in de bijstand… een nieuwe onwerkelijke wereld. Wie had dat ooit kunnen bedenken, jij zeker zelf niet.
In 2008 de financiële crisis. Ik was toen verkoper promotie- en relatiegeschenken. Van pen tot aansteker, van paraplu tot en met kristallen vaas. Met uw bedrijfslogo. Met koffers vol handel langs bedrijven, presentaties tussen de houtkrullen van een timmerbedrijf tot de directiekamer van een groot vervoersbedrijf. In de transport begonnen de eerste tekenen van de crisisellende, omzetdalingen van 10-20-30%. Een directeur vertelde mij: “Dit hebben wij in ons honderdjarig bestaan nog nooit meegemaakt. Minder dozen, betekent minder transport.”
In 2011 bijstand aangevraagd, gedeeltelijk, aangevuld met een WW-uitkering.
Het werkloos zijn valt zwaar. Daarbij wordt de psychologische druk extra opgevoerd door de verplichtingen van het UWV, zoals: digitale Werkmap, de verplichte sollicitatiebrieven, de verplichte cursus ‘Succesvol solliciteren voor 50+’ en ga zo maar door.
De gemeente voerde de druk nog verder op. Nog meer plichten, nog meer sollicitaties, ‘verplicht vrijwilligerswerk’ (taalkundig klopt dit volgens mij niet), proefplaatsing, werken met behoud van uitkering, re-integratietrajecten zoals ‘hoe kom ik op tijd uit bed’ (dat deed ik al veertig jaar), sollicitatietrainingen, VCA-cursus[1], enzovoort.
De gemeente had een poortwachter in dienst. Een etter van een vent. Later begreep ik wat zijn taak was: bij de ‘poort’ alle mensen proberen tegen te houden die bijstand hadden aangevraagd. Vaak op het randje van de wet, maar zeker op basis van angst aanjagen. Hoe minder mensen in de bijstand, hoe beter. Maar dat was toen een onrealistische gedachte; de arbeidsmarkt lag op zijn kont, hoge werkloosheid en – zeker voor mij van toepassing – voor mensen van 50+ was de kans op werk vrijwel nihil.
Een nieuwe tijd vraagt om anders denken, dat geldt ook voor mij. In 2012 had ik, geheel op eigen initiatief, drie nulurencontracten bij commerciële bedrijven. Demonstrateur, het bezoeken van winkels, het herinrichten van presentaties, displays bouwen enz. Leuk werk, maar het is hollen of stilstaan. Van 30-40 uur per week, naar 0 uur.
Werken & bijstand is een financieel drama. Ik zal hier later in een ander hoofdstuk op terug komen. Het gevolg was in ieder geval dat ik er netto op achteruit ging en mede daardoor bij de voedselbank terecht kwam.
Hoe diep kan een mens zakken; van werkloos naar bijstand naar voedselbank.
In die zware periode had ik het idee een poster op mijn raam te hangen met de tekst: MET DANK, DOOR MIJN GEMEENTE BIJ DE VOEDSELBANK! Ik had het maar niet gedaan, het zou mijzelf en mijn kinderen schade kunnen toebrengen.
Nu jaren later gebruik ik het als titel van mijn verhalenboek: MET DANK, DOOR MIJN OVERHEID BIJ DE VOEDSELBANK. In jaren van ‘te gek voor woorden’ en het opnieuw beleven door alles op te schrijven, toch de juiste titel.
Ik heb een aantal levensmotto’s. De twee belangrijkste zijn: ‘Ze kunnen over me lopen, maar niet heen en weer…’en ‘Wie initiatief zaait, zal verandering oogsten’.
Daar komt bij dat ik de karaktertrek heb dat ik niet tegen onrecht kan. Verder heb ik als instelling: ‘Verbeter de wereld, begin bij jezelf’. En zodra men mij bepaalde beslissingen niet logisch kan uitleggen, bijt ik mij er als een pitbull in vast.
In 2015 werd ik getroffen door een aantal hartstilstanden. Negen keer achter elkaar, negen keer een engeltje op mijn schouders. Van deze negen keer, is er minimaal één veroorzaakt door dit verhalenboek. Alhoewel ik dat natuurlijk nooit zou kunnen bewijzen.
In eerste instantie zou ik alles wat ook maar enige stress veroorzaakte proberen te vermijden. Cliëntenraad, Vluchtelingenwerk, bijstandsgerechtigden, enzovoort. Maar ja, dat past niet in de aard van dit beessie.
In de loop der jaren heb ik een heel archief opgebouwd als bewijsmateriaal van deze verhalen. Documenten, bezwaarschriften, gerechtelijke uitspraken, gespreksopnamen, mails, krantenknipsels, enzovoort.
Mochten mijn verhalen ooit openbaar worden, dan zal mijn archiefmateriaal deze verhalen met bewijzen bevestigen.
Als de schade mijn tiende – fatale – hartstilstand wordt, heb ik daar vrede mee. Ik kan en wil het niet loslaten. Deze verhalen zijn ‘te gek voor woorden’. In de hoop dat de maatschappij hier lering uit trekt.
20 april 2019. Het plotselinge overlijden van mijn jongste broer (48) heeft mijn frustratie en verdriet omgezet in boosheid. Een karaktereigenschap die niet bij mij past.
De tekst op mijn broers rouwkaart was Hij kon het leven maar niet omarmen.
Ik ben boos op hem. Vrouw en drie kinderen achterlatend. Als enige in ons gezin hoogopgeleid, topbanen gehad, auto van de zaak, groot huis, intelligente kinderen, een hoogopgeleide sociale omgeving en ga zo maar door.
De boosheid blijft voorlopig, het begrijpen gaat steeds beter. Als je niet (zoals ik) de gave hebt de tegenvallers in het leven te verwerken, het een plekje te kunnen geven, dan loopt de emmer met negativiteit over en zie je geen licht meer aan het eind van de tunnel.
Zijn overlijden heeft zijn gezin, onze familie en mijzelf veel pijn gedaan. Door het schrijven van deze verhalen probeer ik door deze pijn heen te komen. Wanneer het einde van het leven in zicht is (ik hoop dat het nog wel even duurt) stel je jezelf toch de vraag: heeft het zin gehad?
Het is nu acht maanden geleden dat mijn broer…tje (daar had hij altijd een hekel aan, dat ….tje er achter zetten of hem het jongste jochie te noemen) overleed. In de loop der maanden vliegen mijn verhalen uit de pen. Vanuit de archieven onderwerpen en gebeurtenissen een titel gegeven. Het herbeleven, het opschrijven doet steeds minder pijn. Het begint steeds meer een missie te worden, voor mijn gevoel gestuurd door mijn broer Marcel. Er is immers méér tussen hemel en aarde.
Ik ben geen lezer, zeker geen schrijver en toch lukt het mij aardig de verhalen op papier te zetten. De vraag is: zullen mensen die niets met bijstand te maken hebben dit ook gaan begrijpen? Voor 80% van de maatschappij is dit ‘de ver-van-mijn-bed-show’, slechts 10% mag zich ervaringsdeskundige noemen en eveneens 10% verdient hier zijn (vette) boterham aan. Die laatste 10% (de bullshitjobs) zullen er alles aan doen om dit systeem te handhaven. Dat heb ik in de loop der jaren wel gemerkt! De waaromvraag bij het uit het leven stappen van broer Marcel krijgt in mijn beleving steeds meer antwoord: jij had gewoon bullshitjobs… Taken moeten uitvoeren waar je niet achter stond en het ontbrak je aan macht om zaken te veranderen. In de huidige maatschappij zijn velen overspannen, met depressies en met een burn-out. Gevolg van wanneer je beleid/regels/opdrachten moet uitvoeren die geheel tegen je geweten indruisen…
16 december 2019. Dit verhaal gaat zo via de mail naar Wies. Wies Groeneveld is een kennis van mij. Zij redigeert mijn verhalen, alle punten en komma’s op de juiste plek, zinsverbanden kloppend maken, de spelfouten eruit, enzovoort. Wies was dertig jaar lang bibliothecaris en onderzoeker. Ze moest in de loop der jaren ervaren hoe het is om steeds minder te kunnen horen. Afscheid moeten nemen van je horen lijkt mij vreselijk. Dit rouwproces heeft zij treffend omschreven in haar boek Een en al oor. We hebben dezelfde missie: proberen de maatschappij iets uit te leggen vanuit ervaringsdeskundigheid. Ik op het gebied van bijstandsgerechtigden en zij in haar wereld van slechthorenden en doven.
Wies wist nog niet waarom ik deze verhalen ging schrijven. Het overlijden van Marcel. Vanwege haar doofheid, zoals ook bij mijn dove neef, is de communicatie via het geschreven woord. Dat is best lastig. Met iets zeggen, kun je door intonatie, klemtoon en volume je woorden duidelijk maken. Met schrijven moet je goed weten waar je de punten en komma’s zet. Ik ben heel blij met Wies. Het redigeren van deze verhalen is een hele klus en dat als vriendendienst.
We zien wel of deze verhalen ooit openbaar worden. De punten en komma’s staan in ieder geval op de juiste plek. Wies en ik hebben dezelfde missie: iets proberen uit te leggen vanuit ervaringsdeskundigheid, om deze onbekende werelden een stukje dichterbij te brengen.
Ik hoop oprecht dat het schrijven van deze verhalen die ‘te gek voor woorden’ zijn, mensen helpt. Misschien zoiets als: “Als ik dit lees, kan het dus toch erger dan mij is overkomen.” Of beleidsmakers, politici en uitvoerenden toch even achter hun oren krabben met de constatering: “De praktijk is anders dan wij wilden bereiken.”
Gerard Sangers, december 2019
[1] VCA is een veiligheidscertificaat voor mensen die bijvoorbeeld in de bouw werken, industrie, loodgieter, timmerman, schilder, en dergelijke beroepen.
Uit het boek: MET DANK, DOOR MIJNOVERHEID BIJ DE VOEDSELBANK, Gerard Sangers.
Gerard is van mening dat basisinkomen een goede oplossing is om de problemen die hij in het boek schetst aan te pakken.
Zie hier voor meer informatie over het boek en voor de reeds gepubliceerde delen.
Zie ook de website Te gek voor woorden.
Copyright © 2021 Gerard Sangers
Niets uit deze tekst en het boek mag worden verveelvoudigd, door middel van druk, fotokopieën, geautomatiseerde gegevensbestanden of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.